Theresia R.M. Verwilligen

Trees Verwilligen



konijnenlijmRestaurateur - Kunstschilder - Schrijver


 











Op weg naar het Grote Geheimzinnige Avontuur.


Het is begonnen op 27 februari 2005.
Ik weet nog precies wat voor weer het was. Het was koud, maar de zon scheen ferm. De strak blauwe lucht scheen te wemelen van allerlei, feestelijk door elkaar draaiende lichtdeeltjes. En je kon ook goed zien dat het zo koud was want onze adem dreef als wolkjes naar buiten.
We gingen op de fiets naar Heer Dokter. Samen.
Dat was ongebruikelijk, want mijn man, hoewel 81 jaar oud, was een vrijheidslievende persoon die altijd meende te weten dat hij, maar dan ook hij alleen, wist wat het beste voor hem was.
Dat ik me dus nu bemoeide met zijn vreselijke hoest, en zelfs persoonlijk mee wilde naar zijn Heer Dokter, schade in zijn ogen zeer de integriteit van ons partnerschap.
Hij ging immers over zijn eigen lichaam.

Natuurlijk zijn er altijd wel wegen om de integriteit zo veel mogelijk in stand te houden en toch datgene te doen wat men absoluut nodig acht.
Dus er werd afgesproken dat we, na het bezoek aan Heer Dokter, heerlijk even naar De Drukkerij zouden gaan om wat nieuwe boeken te bekijken en een lekker kopje koffie drinken. Dit was in alle opzichten een redelijk compromis en we reden dus, met lichtvoetige conversatie, langs de Singel, richting het doktershuis.

Diep in mijn hart was ik absoluut niet lichtvoetig. Ik zag zoveel verval aan hem. Ik hoorde hele dagen die vreeslijke hoest, zag hem worstelen om de controle over de fiets te behouden.
Maar, een man van 81 jaar, zelfs al wil zijn lijf niet meer zo erg, blijft een autonoom wezen. En, zolang zijn hersenen het nog goed doen, kun je hem niet zomaar de verantwoordelijkheid van zijn van zijn eigen daden ontnemen.

We fietsten bijna nooit meer samen. Ik vond het zóó gevaarlijk. Ik zag dat hij bijna de macht over het stuur dreigde te verliezen als er een vrachtwagen in volle vaart voorbij denderde. Ik zag hoe hij zich tot het uiterste concentreerde om baas te blijven over de aërodynamica van de fiets, die niet langer een automatisme was. En hoe hij daardoor niet meer bij machte was om eventuele passanten te zien of te groeten.


Dat hij dus lichtvoetige zinnen voortbracht, al rijdende, was een belangrijke en liefdevolle geste naar mij toe. En het ontroerde mij.
De zwanen zag hij en ze maakten zijn dag nog beter.
Bij Heer Dokter aangekomen, moesten we met 6 andere hoestende mensen wachten in een ruimte van een ongeveer 4 vierkante meter. Ook de deur ging zo zwaar open dat oude mensen dit, alleen, gewoon niet voor elkaar konden krijgen.
Sinds mijn man zo oud en kwetsbaar is geworden vallen deze dingen me op!

En hoe zat dat dan met Heer Dokter? Heeft die te veel bèta en te weinig verbeeldingskracht?

Later, we hebben dan de stereotiepe vragen achter de rug, en als ik heel erg aangedrongen heb op een lichamelijk onderzoek, zit hij daar, als een oud vogeltje, op de onderzoekstafel en hij glimlacht geruststellend naar mij. Ik glimlach terug.
Ik ken het ritueel dat we nu gaan verlaten heel goed: Heer Dokter vraagt: “Hoe gaat het met u?” En de beleefde, aardige, welwillende patiënt – die eigenlijk helemaal geen patiënt wil zijn, maar een gezonde, gelijkwaardige, gespreks-partner-- zegt; “Goed, dank u.” En dan wordt misschien de bloeddruk gemeten onder enige aangename kout. En, er wordt een nieuwe afspraak gemaakt.

Ik heb hier meer dan genoeg van !!!
Die man moet nu maar eens laten zien dat hij geen Heer van Gezelschap is maar Dr. In de Medicijnen.
En warempel dat gebeurt, en hoe !!!

Mijn man heeft zijn overhemd nog niet dicht kunnen knopen of de dokter heeft de telefoon al in zijn hand. “Kunt u vanmiddag voor verder onderzoek naar het ziekenhuis in Vlissingen? Dan zal ik nu, gelijk, een afspraak maken voor de longarts en het laboratorium.
Van de weeromstuit misknoopt mijn man zich. Zijn overhemd hang met een punt uit zijn broek. Hij die zich altijd zo zorgvuldig kleedt.
We gaan naar buiten.
Het kopje koffie en de nieuwe boeken hebben hun glans verloren.
Achter elkaar fietsen we naar huis.
Het is net of het blauw van de lucht helemaal niet zo schitterend meer is.

Thuis gekomen drinken we samen een borrel.
Hij kijkt me aan. Zijn ogen zijn groot en vragend. Maar ik weet ook niks. En we kijken naar buiten, terwijl we eigenlijk naar binnen kijken.

Ik maak een lekkere kop soep en een boterham en we vertrekken naar het ziekenhuis.
Nu heeft hij zich zelf weer weten op te bouwen. Hij is alleraardigst en hoffelijk tegen alle mogelijke assistenten en blaast en loopt, houdt zijn adem lange tijd in en blaast ze weer uit. Hij biedt ook vriendelijk zijn vinger aan opdat er bloed genomen worde. Levensbloed. We beseffen het alletwee. En soms, net zo als in het begin van onze liefde, zoeken onze handen elkaar. Even stevig vasthouden!

We hebben even rust en drinken een kopje koffie bij het winkeltje. We begroeten een kennis. Doen alsof er niets aan de hand is en worden daarna verwacht bij de longarts, die een vrouw blijkt te zijn. Zeer donker haar, ogen en kleding en hele wonderlijke handen. In de loop van het gesprek zullen we gaan inzien dat we genoodzaakt zullen zijn het leven van mijn man in deze handen te leggen.
Alles is nog niet duidelijk, maar het vermoeden is groot: er zit boven in de rechter longtop een lelijk en waarschijnlijk onbehandelbaar gezwel.
Via een zeer moeilijke ingreep zou er wellicht een klein beetje van dat gezwel weggehaald kunnen worden. Het ding kan dan een naam krijgen.
Ze waarschuwt ons wel – zegt dat ze dat verplicht is- dat dit niet zonder gevaar is. Men kan een klaplong krijgen, maar ach….
Wij, helemaal murw, spreken af dat we wachten op een oproep voor deze ingreep. Maar ’s nachts, als wij tweeën stil naast elkaar liggen, en voor elkaar niet willen laten merken dat we de slaap niet kunnen vatten, zie ik vreselijke beelden voor me van een long die uit elkaar spat, en van een hijgend, naar adem snakkend, stervend mens. En de volgende dag weet ik mijn man over te halen om zelf, en helemaal autonoom, er over na te denken, of hij dat risico lopen wil.

Hij vindt het altijd heel moeilijk en onaangenaam om op gedane toezeggingen terug te komen. Hij vindt dat oneervol.
Het duurt dagen.
Dan belt hij zelf op. “Nee, hij wil geen incisies in zijn lichaam, op geen enkele wijze. Hij wil, zo natuurlijk mogelijk, de weg gaan die voor hem ligt.”
Ook voor Heer Dokter wil hij niet zwichten. Wat doet deze extra kennis, van de naam, er toe als je Het Grote Pad gaat betreden.
Hij wil wel bestraling, vindt dat “schoon”. Is ook zeer geïnteresseerd in de techniek. De oncoloog is een vriendelijke man, die alles klaar en helder uit legt.
We gaan op weg naar het einde, maar met een omweggetje. Mogelijk kunnen we nog ,als extraatje, door de rozenpriëlen van een onverhoopt stukje leven wandelen.
Daarna begint bij Ello de euforie. Voor mij totaal onbegrijpelijk. Voor hem waarschijnlijk de enige manier om met deze nieuwe werkelijkheid om te gaan.

Ik vond dit stukje tekst, toen door mij geschreven, en nu, vele jaren later, bij toeval, op de vooravond van zijn 90ste verjaardag terug gevonden.
Ik was er blij mee.


 

Ieder schilderij staat bloot aan vervuiling. Overal zijn zwervende stofdeeltjes in de lucht die zich graag ergens op vasthechten.
Een schilderij met een” geschiedenis” heeft het soms zwaar te verduren gehad : roet, rook, nicotinedampen, keukenvet, insectenuitwerpselen, vet, kaarsvet en ga zo maar door.
Het gewone stof... >>

Verdoeken


 Langevielesingel 72   -  4335 AC MIDDELBURG  -  tel. (+31) 0118 - 61 64 00